Stercorariidae (jagers)
Middelgrote, donkere, meeuwachtige vogels, voornamelijk aan
zee gebonden. Broeden in N-Europa op toendra, fjells, eilanden etc. Trekken
langs kusten en midden over zee (en in mindere mate over land) en overwinteren
in noordelijke Indische Oceaan en voor kusten van W-Afrika, Z-Amerika en
zuidelijk N-Amerika, waar ze pelagische levenswijze hebben. Voedsel in broedtijd
bestaand uit lemmingen, eieren en jongen van andere vogels, vis, insecten en
bessen; gedurende rest van jaar voornamelijk vis, maar ook andere kleine dieren,
aas en afval. Vis meestal verkregen door andere vogels in lucht te achtervolgen
totdat deze vis laten vallen of uitbraken (kleptoparasitisme). Predatoire
levenswijze ook tot uiting komend in gehaakte snavelpunt en scherpe gebogen
nagels. Achtervolgingsvluchten vaak snel en acrobatisch, slachtoffer (meestal
meeuw of stern) onophoudelijk op zeer korte afstand achtervolgend, zeer snel
reagerend op bewegingen van slachtoffer, totdat deze zijn prooi laat vallen
waarna de prooi in lucht door jager wordt opgevangen. Jagers zijn voornamelijk
grijsbruin en witachtig, met een licht patroon op de handpenbases. Bij aantal
soorten komen donkere, lichte en intermediaire vormen voor. Geslachten zijn
gelijk. Adulte van de kleinere soorten hebben lange, ver uitstekende middelste
staartpennen (staartprojectie) met karakteristieke vorm. Vaak rustend op zee,
maar landing op water vaak aarzelend, na lange glijvlucht en kort bidden.
|
|
|
Grote jager (Stercorarius skua) |
Middelste jager (Stercorarius pomarinus) |
Kleine jager
(Stercorarius parasiticus) |
|
|
|
Kleinste jager
(Stercorarius longicaudus) |
|
|
|